Mijn deur piept nu de wereld weer open gaat. Ze knarst en schuurt over de opgestapelde vooruitzichten. Het blad met grote gekleurde letters “Als het virus weg is, gaat Robbe…” waait op en dwarrelt zacht terug in zijn vergeelde kreukels. Bijna 12 weken geleden hing ik het omhoog, om de pijn te verzachten en dromen levendig te houden: eendjes voeren, iedereen een knuffel geven,… Het waren simpele dingen die we misten toen. Papier plakt en dus wisten we zeker dat ze ook echt zouden gebeuren. Ooit, op een dag, niet zo ver meer van hier…
Het is alweer 10 weken geleden dat er een plan werd bijgeschreven. Na een week gingen de parken open en voerden we eendjes, ezels kregen wortels, knuffels werden highfives in de lucht of zoenen op het laptopscherm. We trokken elke dag op Berenjacht, daarna op Kabouterjacht. We leerden buren kennen en Robbe leerde fietsen. Het leek wel of verstoppertje eindelijk voorbij was. We vonden elkaar en verloren de wereld. Het werd rustig. Naar de cinema en het circus hoeven we niet meer persé en met Sinterklaas praten kan later ook nog.
En nu staat ze daar ineens, de buitenwereld klopt aan mijn deur. De bel werkt maar ze doet het niet, ze ramt mijn voordeur aan flarden en zwiept bij elke windvlaag een beetje meer mijn huis in. De gastvrouw is nog niet klaar voor hoog bezoek, de vloer is niet gepoetst en de hapjes zijn nog koud. Hier sta ik dan, met een vuile schort en mijn haar in pieken, mijn voorhoofd fronst maar ik besef dat je welkom bent. Altijd, nog altijd, toch nog altijd. Ik hunker naar stemmen rondom mij, diepe mannelijke vertelstemmen met een mooie uitspraak en zachte hese vrouwenstemmen. Maar laat mij nog maar even stil zijn. Laat mij achterover leunen met mijn beide handen om een kop thee geklemd, mijn mond verstopt achter de hete damp.
Ik zal wel naar je luisteren,
maar niet altijd.
Soms zal mijn blik afdwalen naar het blad met onze dromen, naar de tekeningen aan de muur die niet op de post raakten omdat we te druk waren met nieuwe tekeningen maken. Maar hou je vast als de damp verdwijnt, ik mijn koude thee in een slok naar binnen giet en alles wat zich al die tijd in mijn mond opstapelde naar buiten stroomt. Ik zal harder razen dan de storm waarmee je mijn huis binnenvloog. Mijn woorden zullen de muren opstuiteren. Ik zal mezelf verliezen in mijn snelheid van vertellen in de hoop je aandacht niet kwijt te raken.
Luister naar me,
maar nu nog even niet, de ezels moeten eerst nog gevoederd worden.